afkomstig zijn van (v) (algemeen) | ser de (v) (algemeen) |
afkomstig zijn van (v) (uitgaan van) | provenir de (v) (uitgaan van) |
afkomstig zijn van (v) (algemeen) | provenir de (v) (algemeen) |
afkomstig zijn van (v) (uitgaan van) | emanar de (v) (uitgaan van) |
afkomstig zijn van (v) (algemeen) | venir de (v) (algemeen) |
afkomstig zijn van (v) (uitgaan van) | proceder de (v) (uitgaan van) |